De juiste vragen stellen bij duurzaamheidstransities

De juiste vragen stellen bij duurzaamheidstransities

Hoe stel je in de context van duurzaamheidstradities de juiste vragen? Daarover schreef Oukje van Merle van Smart WorkPlace partner TwynstraGudde een blog met vier stellingen.

Het afgelopen jaar hielp ik stichting De Bouwcampus bij het verduurzamen van gebouwen en de omgeving, en begeleidde ik groepsdialogen tussen professionals van de markt, overheid en kennisinstellingen. Tijdens de groepsdialogen hoorde ik regelmatig de opmerking: ‘Het is belangrijk om de juiste vraag te stellen.’ Wat is dat, de juiste vraag stellen, in de context van duurzaamheidstransities? Ik onderzoek het aan de hand van vier stellingen.

Wanneer 'Het is belangrijk om de juiste vraag te stellen' wordt gezegd, lijkt iedereen het daarmee eens te zijn. Toch blijft het voor mij ongrijpbaar wat er mee bedoeld wordt. Denk je met me mee?

Stelling 1: Juiste vragen binnen een transitievraagstuk moeten aan iedereen én aan jezelf gesteld worden

In het traditionele model van opdrachtgeverschap tussen markt en overheid is er een duidelijke vraagsteller en een partij die de vraag beantwoordt. De opdrachtgever, vaak een publieke of semipublieke partij, stelt de vraag, de markt gaat die beantwoorden. Dit is duidelijk zichtbaar in woorden als de vraagzijde en de aanbodzijde. Deze eenduidige richting waarin vragen worden gesteld, wordt lastig als je niet goed weet wat je precies moet vragen. In complexe vraagstukken – waaruit een transitievraagstuk bestaat – is het vaak onduidelijk welke vragen gesteld moeten worden én door wie. De vraagstukken zijn genetwerkt waarbij een probleem gelinkt is aan een ander probleem op een andere plek, op een ander systeemniveau. Transitiedenken en de bijbehorende taal is geen niche (afwijkend van de heersende patronen) meer, maar onderdeel geworden van het regime (bestaande orde). Dat veroorzaakt een spanningsveld. Een transitie daagt de bestaande orde uit. Eraan werken, terwijl je zelf onderdeel van de bestaande orde bent, met bijbehorende cultuur, werkwijze en structuur, vraagt om groot reflectief vermogen. Juiste vragen moeten daarom aan elkaar – en zeker ook – aan jezelf gesteld worden.

Stelling 2: De juiste vraag binnen groepsdialogen is de vraag die zorgt voor het vergroten van de collectieve denkruimte

Deze is te herkennen aan een (groeps-)gevoel van opluchting of ongemak en een opvolgend stiltemoment waarbij ieder er even over na denkt. Een dialoog of een traject waarbij nog niet de juiste vragen op tafel liggen, gaat gepaard met verwarring, frustratie en onmacht. Indien er juiste vragen worden gesteld, ervaar ik een verandering van sfeer in de groep. Dit is bijvoorbeeld te merken aan een opluchting binnen de groep. ‘Poeh, ja, dit is wat we moeten beantwoorden.’ Men ontspant en er ontstaat denkruimte. Vaak zorgt de vraag er ook voor dat ieder in de groep erover na gaat denken en er een klein moment van stilte is – dit in contrast tot vragen waar meteen vanuit iemand een antwoord of aanvulling op volgt. Naar mijn ervaring zijn dit vragen die het gehele collectieve denken openbreken. Men kan zich vaak collectief herkennen in de juiste vraag. Daarmee maakt de vraag een verbinden perspectief mogelijk. Echter, de opluchting kan ook volgen door ongemak, omdat het duidelijk wordt dat deze ‘kernvragen’ nog niet beantwoord zijn.

Stelling 3: Twee belangrijke type vragen binnen een transitiedialoog hebben betrekking op (1) onderliggende waarden van het traject en (2) op de definitie van de eigen rol

Wat voor soort vragen zijn deze ‘juiste vragen’? Ik zie twee duidelijke type vragen terugkomen tijdens de dialogen. Ten eerste kan het gaan over waarden; wat vinden we belangrijk om na te streven? Binnen de energietransitie worden bijvoorbeeld waarden als toegankelijkheid, inclusiviteit en duurzaamheid vaak aangehaald. Juiste vragen gaan over de zoektocht naar hoe we meerdere waarden met elkaar kunnen combineren. Bijvoorbeeld: ‘hoe zorgen we voor een energietransitie die duurzaam én inclusief is?’ Daarnaast kunnen juiste vragen ook confronterend zijn wanneer ze kritisch zijn op het proces of de uitkomsten: ‘komen de waarden ook écht terug in de aanpak en het resultaat?’

Het tweede type vragen dat veel in de dialogen terugkomt, zijn vragen over de definitie van de eigen rol of die van andere betrokken van het transitievraagstuk. Het gaat over een maatschappelijke rolbepaling binnen de transitie. Daarmee raken ze vaak ook de betekenisgeving van de organisatie. Als een universiteit op het campusterrein hernieuwbare gebiedsgerichte energiesystemen wil gaan toepassen, volstaat de vraag: ‘Wat is de rol van een universiteit en hoe kan het daarmee bijdragen aan de energietransitie?’ Een dergelijke vraag ben ik tegengekomen bij een traject over gebiedsgerichte energiesystemen voor kazerneterreinen. Kazerneterreinen vervullen van oudsher een sterke maatschappelijke rol voor de regio. Kunnen ze dat ook meenemen in hun ontwikkelstrategie voor hernieuwbare energiesystemen? Deze juiste vragen bieden meteen ook kansen om tot gedragen en passende handelingsperspectieven te komen!

Stelling 4: Dé vraag bestaat altijd tijdelijk. Dé vraag verandert door de tijd

Complexe opgaven zijn dynamisch. Eraan werken is een iteratief proces. Dat betekent dat je steeds weer terug gaat naar een tussenfase in het proces, zowel naar de probleemstelling als de oplossingsrichtingen waar je aan werkt. De formulering van de opgave verandert dan vaak terwijl je er aan werkt. Daarnaast is de transitie zelf gaande en worden er al stappen gezet. Dit betekent ook dat er niet één vraag is die vast blijft staan. De vragen moeten adaptief zijn, omdat het vraagstuk ook constant in beweging is. Dat betekent dat dé vraag altijd tijdelijk bestaat.

Als de vraag niet óf wel wordt gesteld?

In het continue proces van het vinden van de juiste vragen, kunnen ontwerpenddenkers, social designers, co-creatie experts en anderen, een belangrijke rol vervullen. Ontwerpenddenkers zijn getraind in het omgaan met de dynamiek van open en genetwerkte vraagstukken. Zij zijn erin getraind om hierbinnen vragen te stellen en zijn in het bezit van het vermogen om individuen en groepen te begeleiden die zich hier niet comfortabel bij voelen. Ongemak is onderdeel van het proces.

Én belangrijk, als de juiste vraag op tafel ligt, niet bang worden om hem te gaan beantwoorden! Verwissel de oorspronkelijke vraag met de nieuwe juiste vraag. En werk gezamenlijk toe naar een (voorlopig) antwoord. Ook antwoorden mogen dynamisch zijn binnen een complexe opgaven. Echter, om vooruit te gaan, moeten deze (grote) én juiste vragen wel beantwoord worden.

Delen: Twitter LinkedIn Facebook

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven