Moeten basiswerkplekken altijd open zijn?
Op 24 februari werd in De Monitor de kantoortuin aangewezen als een grote boosdoener bij ziekteverzuim. De komende periode geven experts van Smart WorkPlace een reactie. In de tweede aflevering Jan Gerard Hoendervanger van Healthy Workplace.
Volgens Hoendervanger is de stelling ‘dat de kantoortuin een grote boosdoener is bij ziekteverzuim’ te absoluut: “In (medisch) wetenschappelijke termen is er onvoldoende bewijs om dat zo hard en algemeen te kunnen stellen. Het leveren van dergelijk bewijs is trouwens ook erg moeilijk omdat er in de praktijk, naast de werkomgeving, altijd ook veel andere factoren een rol spelen bij het ontstaan van ziekteverzuim. En omdat de ene open werkomgeving de andere niet is, door verschillen in lay out, inrichting, akoestiek en gedrag. Zoals de uitzending van De Monitor liet zien, is er wel veel ‘circumstantial evidence’: in de vorm van verhalen van medewerkers en bedrijfsartsen. Ook valt het verband goed te onderbouwen op basis van gevestigde psychologische inzichten, zoals Stefan van der Stighel in de uitzending uitlegde. Tot slot is er wél hard wetenschappelijk bewijs voor negatieve effecten van open werkomgevingen op tevredenheid en prestaties (o.a. in mijn promotieonderzoek; zie dit eerdere SWP bericht). Ook dat wijst in de richting van een mogelijk negatief effect op gezondheid. Kortom: geen sluitend bewijs, maar wel veel aanwijzingen dat er inderdaad een effect op ziekteverzuim kan zijn. Ik zou zeggen: genoeg om kritisch te zijn op open werkomgevingen en negatieve reacties serieus te nemen.”
Hoendervanger ziet weinig in het voorstel om het aantal stiltewerkplekken in een kantoortuin vast te leggen in een norm. “Een norm voor stilteplekken opnemen in de NEN 1824 draagt mogelijk bij aan bewustwording bij werkgevers en ontwerpers/adviseurs, maar het lijkt me zeker niet dé oplossing. Zoals Wim Pullen in de uitzending uitlegt, kun je in de praktijk niet zoveel met zo’n norm. En in mijn ervaring kan een norm ook averechts werken, als die wordt opgevat als een richtlijn die een goede werkomgeving zou garanderen. Wat ‘goed’ is, hangt namelijk erg af van de organisatie, het werk en de mensen. Een specifieke norm suggereert een ‘one size fits all’. Ik onderschrijf wel nadrukkelijk dat er over het algemeen veel te weinig (goede) concentratiewerkplekken zijn. Ik zie in mijn onderzoek dat ongeveer de helft van het individuele werk een hoge mate van concentratie vereist – noem mij één modern kantoor waar 50% van de werkplekken geschikt is voor dit werk. Het gevolg is, dat er veel concentratiewerk wordt verricht in open omgevingen, met alle negatieve gevolgen van dien. Overigens lost het aanbieden van concentratiewerkplekken dit niet automatisch op; mensen ervaren vaak sterke barrières om deze plekken te gebruiken – praktisch, sociaal of gewoon omdat de plekken onprettig zijn.”
In de discussie rond kantoortuinen is volgens Hoendervanger nuance belangrijk, hetgeen in de praktijk en de media vaak lastig blijkt. “In het internationaal onderzoek en debat gaat het meestal over kantoortuinen zoals we die in Nederland niet/nauwelijks kennen: open vloeren met soms wel 100 werkplekken, zonder aanvullende ruimten/plekken voor overleg, bellen en concentratiewerk. In Nederland hebben we gelukkig vooral activiteitgerelateerde werkomgevingen, met een mix van flexibel te gebruiken open plekken – meestal in clusters van circa 8 tot 20 – en gesloten plekken. De praktijk in deze werkomgevingen is evenwel dat de basiswerkplekken – waar het meeste werk wordt gedaan en die in de praktijk veelal semi-vaste gebruikers hebben – een open karakter hebben. Meer concentratiewerkplekken toevoegen, in de vorm van eenpersoons hokjes maar zeker ook in de vorm van ‘bibliotheek’ ruimten, is een stap in de goede richting; op z’n best een oplossing voor momenten waarop de concentratiebehoefte het grootst is. Maar de meer fundamentele vraag is mijns inziens, waarom de basiswerkplekken altijd open zouden moeten zijn? Dit berust naar mijn idee op een misvatting over het ABW-concept; zie deze SWP blog. Voor functies die voor het grootste deel bestaan uit concentratiewerk en voor mensen met een sterke gevoeligheid voor afleiding lijkt het me veel logischer en beter om hun basiswerkplekken ‘concentratie proof’ te maken. En ja, dat zou soms best enigszins kunnen lijken op de kantoorkamers die inmiddels taboe zijn geworden. Durven we deze vraag ook onderdeel te maken van het debat?”
Openingsafbeelding: Plattegrond van de ‘oer kantoortuin’, het Bürolandschaft van het Quickborner team (eind jaren ’50).
Lees ook:
- Ergonomen willen minimum aantal stiltewerkplekken in open kantoorruimtes.
- De mening van Silvia de Haan.
Basiscursus WorkPlace Management krijgt rapportcijfer 8
zondag 24 december
De Basiscursus WorkPlace Management is met het rapportcijfer 8 goed gewaardeerd door de cursisten. Wil jij 2025 goed beginnen? ...
Draaijer Groep en HEYDAY slaan handen ineen
zaterdag 23 december
Per 1 januari 2025 voegen HEYDAY en Draaijer Groep de directies samen. De nieuwe algemeen directeur Danny van Rossum (foto): ...