Is WELL de toekomst?

Is WELL de toekomst?

In de vastgoedwereld neemt de aandacht voor het welbevinden van gebruikers steeds meer toe. Dat is een positieve ontwikkeling en het biedt veel kansen voor organisaties. Maar is een WELL-certificaat daarop het goede antwoord?

door Carlijn Kramer (*)

We brengen bijna 90% van onze tijd door in gebouwen. Adviesbureau BBA heeft berekend dat je ziekteverzuim kunt verminderen door een prettige werkomgeving. Ook is het volgens hen mogelijk de prestaties van werknemers te verhogen tot 25%, door goede gebouwen op basis van WELL te maken. Aangezien de hoogste kosten voor veel bedrijven bestaan uit personeelskosten bieden deze cijfers kansen voor projectontwikkelaars. OVG ontwikkelt op dit moment meerdere panden waarbij WELL wordt meegenomen. Zij hebben berekend dat voor hen de toekomstwaarde van deze panden hoger is. Mede daardoor kunnen zij hogere huren vragen. WELL is blijkbaar al een goede businesscase. 

Gebruikers centraal

WELL is een opkomende certificeringsmethode uit Amerika, die het effect van een gebouw beoordeelt en meet op basis van de gezondheid van haar gebruikers. Aan de hand van de elementen lucht, water, licht, voeding, vitaliteit, comfort en een gezonde geest toetsen zij of een gebouw de gezondheid van de mens bevordert. Waar andere certificeringsmethodes als BREEAM en LEED vaststellen hoe duurzaam een gebouw is, zet WELL de gezondheid van haar gebruikers centraal. Hieruit volgt dat zij meten of fijnstof en weekmakers in het gebouw worden geweerd en of gebruikers worden verleid tot het drinken van water, het eten van gezond voedsel en voldoende bewegen. Ook stellen zij eisen aan de hoeveelheid groen in en aan gebouwen om het stressniveau van mensen te verlagen. 

Administratieve tijger

De cijfers zijn veelbelovend. Het bijdragen aan een gezond en gelukkig medemens is bovendien een nobel streven dat wij als mensgerichte advies- en managementorganisatie toejuichen. Toch zie ik ook nadelen aan deze WELL-methode. Net als BREEAM en LEED lijkt het certificeringsproces een administratieve tijger, dat niet vanzelfsprekend leidt tot een prettiger gebouw. Organisaties moeten aantonen dat zij voldoen aan de (Amerikaanse) normen die zijn gesteld. Er zijn credits te verdienen door zogenoemde ‘features’ toe te passen in het ontwerp. Sommige features dragen daadwerkelijk bij aan het stimuleren van een vitale en gezonde eindgebruiker. Meer trappen en minder liften (feature 64) en het tappen van drinkwater binnen een straal van 30 meter zijn hier voorbeelden van. 

Andere features schieten echter hun doel voorbij. Zo is het voorschrijven van het aantal plantenpotten in een gebouw (feature 100) en het maken van een boekenkast met boeken over gezondheid bij de entree (feature 84) op zijn minst discutabel te noemen.

Ook voor kleine organisaties

Het optimaliseren van de gebouwde omgeving voor het welzijn van gebruikers zie ik als een positieve ontwikkeling. Het is niet zomaar een trend die weer overwaait. Het International WELL Building Institute heeft dit thema op de kaart gezet en biedt met name grote bedrijven een interessante businesscase. Maar ook voor kleine organisaties zien wij mogelijkheden om huisvesting beter aan te laten sluiten op gebruikers en mee te gaan in deze nieuwe ontwikkeling. Daar is niet direct een WELL-certificaat voor nodig.

(*) Carlijn Kramer is adviseur bij Twynstra Gudde

Delen: Twitter LinkedIn Facebook

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven